Gezang 476 uit het Liedboek
voor de kerken (1973) is een gezang dat vol tekstverwijzingen staat. Omdat niet
iedereen al die verwijzingen kan vinden heb ik ze op een rijtje gezet. Ook voor
mezelf was het een mooie, leerzame ervaring, omdat ik niet had beseft dat dit
lied zo Bijbels onderbouwd is.
De Hernhutters die dit
lied hebben geschreven hadden blijkbaar een grote Bijbelkennis en daarnaast een
groot verlangen naar alles wat zij wisten. Ze geloofden met verstand, hart en
mond en, blijkens de vele zendingsorganisaties die zij hebben opgezet, ook met de
handen en de voeten. De grootste kerk van Suriname, de Evangelische Broedergemeente
of EBG, is gesticht door de Hernhutters die, om het evangelie aan slaven te
mogen brengen, zichzelf verkochten als slaaf.
Ik heb dit lied
behandeld als een lied dat oorspronkelijk is gemaakt door de Hernhutters,
hoewel het zeer wel mogelijk is dat het grotendeels of zelfs volledig
oorspronkelijk werk is van Cornelis Rijnsdorp.
Een vraag die bij mij
opkwam is of het een betekenis moet hebben dat moderne liederen vaak veel minder
tekstverwijzingen bevatten? Heeft het te maken met de postmoderne manier van geloven
waarbij het gevoel op de eerste plaats staat, of is het een kwestie van geestelijke
verarming? Ik denk dat hier veel discussie over mogelijk is.
Voor het pdf-bestand klik hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten